Op zoek naar een maatschappij die kader biedt voor een 6
Nederland: een land met een demissionair kabinet waar polderen niet meer lijkt bij te dragen aan oplossingen. Standpunten verharden omdat aansluiting behouden met de achterban meer dan eens norm lijkt geworden.
De inspectie van onderwijs past met ingang van augustus 2017 haar toezichtskader aan. Het is interessant om te zien hoe ze in haar campagne voorafgaand aan de invoering van dit nieuwe kader heeft benadrukt dat ze heeft geluisterd naar haar achterban en dat ze in gesprek is gegaan met de scholen en de verschillende belanghebbenden. Je zou verwachten dat dit een kader oplevert dat passend is bij het onderwijs waarvoor het een kader is en dat recht doet aan de verschillen tussen scholen en leerlingen, maar de belangrijkste uitkomst van het overleg met het werkveld is: ‘na gesprekken met ouders, leerlingen en leerkrachten is gebleken dat we al jaren met mensen werken die zich moeilijk in hokjes laten drukken.’
In de campagne ter voorbereiding benadrukt de inspectie tevens dat er binnen het nieuwe kader hard is gewerkt aan ruimte voor de ‘zachte’ indicatoren die zich niet in tabellen en cijfers laten uitdrukken.
Zijn het dan de onderwijsvernieuwers, degenen die door de tijden heen juist buiten de omschreven kaders hebben gedacht (Maria Montessori, Rudolf Steiner, the School of Understanding, om er een paar te noemen), die het anders denken vertegenwoordigen? Is het toevallig dat deze scholen meer procesgericht dan resultaatgericht zijn ingericht? Zullen het straks deze scholen zijn die met vlag en wimpel slagen voor de eerste inspectiebezoeken binnen het nieuwe kader? De scholen waar ruimte is voor indicatoren die zich niet in tabellen en cijfers laten uitdrukken? Mag de vlag dan uit bij een voldoende? Of past dit niet in het streven van de overheid om af te rekenen met de 6? Bied je gelijke kansen door iedereen hetzelfde aan te bieden, of zijn gelijkheid en voortreffelijkheid slechts beelden van de geest die ons de ruimte geeft niet onder ogen te hoeven komen dat er verschillen bestaan tussen mensen, terwijl die juist gehonoreerd moeten worden? En dan gaat het niet alleen over verschillen wat betreft afkomst en maatschappelijke kansen op ‘succes’. Mag het zo zijn dat je niet de ambitie hebt te gaan voor een 8 omdat je een andere definitie van geluk hebt dan het halen van achten of je voor te bereiden op minimaal een HBO-opleiding? Kan geluk ook bestaan uit je gewaardeerd voelen, of in ieder geval geaccepteerd, in een maatschappij waarin er plek is voor iedereen, ook voor diegenen die andere dromen of talenten hebben dan het volgen van een hogere of academische opleiding?
Als de beste plek een werkervaringsplek is op een zorgboerderij, mag dat dan je ultieme doel zijn, of is dat een voorbeeld van die 6 waarvan we af willen? Of is het zelfs een voorbeeld van een dikke onvoldoende en gaat de vlag halfstok als je uitstroomperspectief dagbesteding zou moeten zijn, zelfs als je wel een torenhoog IQ hebt, maar wegens complicerende problematiek echt veel beter op je plaats zou zijn op de zorgboerderij dan op het gymnasium?
Mag het ‘beste’, mag die 8 waar we allemaal zo graag naartoe willen, voor iedereen iets anders betekenen? Mogen we toegeven dat er niet één systeem is dat voor iedereen passend is, dat we niet allemaal dezelfde talenten hebben en dat de hoogst mogelijke opleiding niet voor iedereen het ultieme doel en al helemaal niet de ultieme geluksfactor is? Dat een 8 zich voor de een manifesteert in een gymnasiumdiploma en academische opleiding en voor de ander in op (zeer) jonge leeftijd school verlaten en een plek op de zorgboerderij?
Wellicht zou het onze politici helpen om tot constructief overleg te komen als we respectvol zouden openstaan voor de verschillen die er tussen mensen en partijen onderling zijn, als we verschillen niet zouden categoriseren in een ‘betere’ en ‘slechtere’ mogelijkheid, maar slechts een ‘andere’. Wanneer je een afspiegeling van de samenleving voorstaat, is het misschien wel meer dan ooit zo dat de verschillen een plek moeten krijgen en de gezamenlijkheid moet gaan over een werkelijk inclusieve maatschappij waar op basis van respect voor de verschillen met elkaar afspraken worden gemaakt, los van politieke voorkeur, afkomst en of je talenten binnen het inspectiekader voor een ‘school’ vallen. Een samenleving waar niet de hoogste opleiding, maar werkelijk de beste plek in de maatschappij de norm is. Of zijn waardering en succes alleen weggelegd voor excellente scholen en excellente leerlingen die in het ‘kader’ passen? Zolang dat kader ervan uitgaat dat het hoogste goed hoge cijfers en een hoge opleiding zijn – en hoeveel procent van de samenleving past in dat kader? – komen we nooit tot een waarlijk inclusieve maatschappij waarin iedereen evenveel waarde heeft en evenveel recht heeft op een passende plek.
Terug naar het overzicht